Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 19:18-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Kastijd uw zoon, wanneer er nog hoop is,maar laat u niet verleiden hem te doden.

19. Een doldriftige moet boeten,want als gij helpen wilt, maakt gij het erger.

20. Luister naar raad en neem vermaning aan,opdat gij ten slotte wijs wordt.

21. Vele zijn de overleggingen in het hart des mensen,maar de raad des Heren, die zal bestaan.

22. Het aantrekkelijke van de mens is zijn welwillendheid;beter is een arme dan een leugenachtig man.

23. De vreze des Heren is ten leven;men overnacht verzadigd, door het kwaad niet bezocht.

24. Al heeft de luiaard zijn hand in de schotel gestoken,hij brengt ze niet eens aan de mond.

25. Slaat gij de spotter, dan wordt de onverstandige schrander,tuchtigt gij de verstandige, hij put er kennis uit.

26. Wie zijn vader mishandelt, zijn moeder verstoot,is een snood en schandelijk zoon.

27. Houd maar op, mijn zoon, naar vermaning te luisterenals gij toch afwijkt van verstandige woorden.

28. Een nietswaardig getuige spot met het recht,en de mond der goddelozen verslindt onrecht.

29. Voor de spotters zijn straffen gereeden slagen voor de rug der dwazen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 19