Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 19:15-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Luiheid doet in diepe slaap vallenen de trage moet honger lijden.

16. Wie het gebod bewaart, bewaart zijn leven;maar wie niet let op zijn wandel, zal sterven.

17. Wie zich over de arme ontfermt, leent de Here;Hij zal hem zijn weldaad vergelden.

18. Kastijd uw zoon, wanneer er nog hoop is,maar laat u niet verleiden hem te doden.

19. Een doldriftige moet boeten,want als gij helpen wilt, maakt gij het erger.

20. Luister naar raad en neem vermaning aan,opdat gij ten slotte wijs wordt.

21. Vele zijn de overleggingen in het hart des mensen,maar de raad des Heren, die zal bestaan.

22. Het aantrekkelijke van de mens is zijn welwillendheid;beter is een arme dan een leugenachtig man.

23. De vreze des Heren is ten leven;men overnacht verzadigd, door het kwaad niet bezocht.

24. Al heeft de luiaard zijn hand in de schotel gestoken,hij brengt ze niet eens aan de mond.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 19