Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 17:20-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. De verkeerde van hart vindt geen geluk,de valse van tong valt in het ongeluk.

21. Wie een zot verwekt, die wordt het tot kwelling,de vader van een dwaas zal zich niet verheugen.

22. Een vrolijk hart bevordert de genezing,maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren.

23. De goddeloze neemt een geschenk uit de buidel aan,om de paden van het recht te buigen.

24. De verstandige heeft de wijsheid voor ogen,maar de ogen van een dwaas dwalen tot het einde der aarde.

25. Een dwaas zoon is zijn vader een ergernisen een verdriet voor wie hem baarde.

26. Een rechtvaardige te beboeten is reeds verkeerd,onbehoorlijk is het een edele te slaan.

27. De verstandige houdt zijn woorden in,de man van inzicht is bezonnen.

28. Zelfs een dwaas die zwijgt, gaat door voor wijs;als hij zijn lippen gesloten houdt, voor verstandig.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 17