Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 16:8-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Beter een weinig met gerechtigheid,dan grote inkomsten met onrecht.

9. Het hart des mensen overdenkt zijn weg,maar de Here bestiert zijn gang.

10. Het godsoordeel is op de lippen van de koning,in het gericht faalt zijn mond niet.

11. Zuivere waag en weegschaal zijn des Heren;al de weegstenen in de buidel zijn zijn werk.

12. Voor koningen is het een gruwel, goddeloosheid te plegen,want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.

13. Rechtvaardige lippen zijn de koningen welgevallig,hem die oprechte woorden spreekt, heeft hij lief.

14. De grimmigheid van de koning is een voorbode van de dood,maar een wijs man verzoent die.

15. Het licht op het gelaat van de koning is het leven,en zijn welgevallen is als een wolk van de late regen.

16. Hoeveel beter is het, wijsheid te verkrijgen dan goud,hoeveel verkieslijker is het, verstand te verwerven dan zilver!

17. De koers der oprechten is: te wijken van het kwaad;wie acht geeft op zijn weg, bewaart zijn leven.

18. Hovaardij gaat vooraf aan het verderf,en hoogmoed komt voor de val.

19. Het is beter nederig van geest te zijn met de armen,dan buit te delen met de hovaardigen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 16