Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 16:14-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. De grimmigheid van de koning is een voorbode van de dood,maar een wijs man verzoent die.

15. Het licht op het gelaat van de koning is het leven,en zijn welgevallen is als een wolk van de late regen.

16. Hoeveel beter is het, wijsheid te verkrijgen dan goud,hoeveel verkieslijker is het, verstand te verwerven dan zilver!

17. De koers der oprechten is: te wijken van het kwaad;wie acht geeft op zijn weg, bewaart zijn leven.

18. Hovaardij gaat vooraf aan het verderf,en hoogmoed komt voor de val.

19. Het is beter nederig van geest te zijn met de armen,dan buit te delen met de hovaardigen.

20. Wie op het woord acht geeft, zal het goede vinden;ja, welzalig hij, die op de Here vertrouwt.

21. De wijze van hart wordt verstandig genoemd,en zoetheid van lippen versterkt het betoog.

22. Het verstand is voor zijn bezitters een bron van leven,maar de straf voor de dwazen is hun eigen dwaasheid.

23. Het hart van de wijze maakt zijn mond verstandig,en versterkt het betoog op zijn lippen.

24. Vriendelijke woorden zijn als honigzeem,zoet voor de ziel en medicijn voor het gebeente.

25. Soms schijnt een weg iemand recht,maar het einde daarvan voert naar de dood.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 16