Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 16:1-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De mens heeft overleggingen des harten,maar het antwoord der tong is van de Here.

2. Al iemands wegen zijn rein in zijn ogen,maar de Here toetst de geesten.

3. Beveel de Here uw werken,dan zullen uw voornemens gelukken.

4. De Here heeft alles gemaakt voor zijn doel,ja, zelfs de goddeloze voor de dag des kwaads.

5. Iedere hooghartige is de Here een gruwel;voorwaar, hij blijft niet ongestraft.

6. Door liefde en trouw wordt de ongerechtigheid verzoend,door de vreze des Heren wijkt men van het kwaad.

7. Als iemands wegen de Here behagen,doet Hij zelfs diens vijanden vrede met hem maken.

8. Beter een weinig met gerechtigheid,dan grote inkomsten met onrecht.

9. Het hart des mensen overdenkt zijn weg,maar de Here bestiert zijn gang.

10. Het godsoordeel is op de lippen van de koning,in het gericht faalt zijn mond niet.

11. Zuivere waag en weegschaal zijn des Heren;al de weegstenen in de buidel zijn zijn werk.

12. Voor koningen is het een gruwel, goddeloosheid te plegen,want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.

13. Rechtvaardige lippen zijn de koningen welgevallig,hem die oprechte woorden spreekt, heeft hij lief.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 16