Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 13:14-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Het onderricht van de wijze is een bron des levens,om de strikken des doods te ontwijken.

15. Goed inzicht verschaft gunst,maar de weg der trouwelozen is onbegaanbaar.

16. Ieder schrander mens handelt met overleg,maar een zot kraamt dwaasheid uit.

17. Een goddeloos gezant valt in het ongeluk,maar een betrouwbare bode brengt genezing.

18. Armoede en schande treffen hem die de tucht in de wind slaat,maar wie de terechtwijzing in acht neemt, wordt geëerd.

19. Een vervulde begeerte is zoet voor de ziel,het is de dwazen een gruwel van het kwaad af te wijken.

20. Wie met wijzen omgaat, wordt wijs;maar wie met dwazen verkeert, wordt slecht.

21. Het kwaad vervolgt de zondaren,maar de rechtvaardigen vergeldt Hij het goede.

22. De goede doet zijn kindskinderen erven,maar het vermogen van de zondaarwordt weggelegd voor de rechtvaardigen.

23. Het pas ontgonnen land der armenkan overvloed van spijzen leveren,maar soms gaat deze door onrecht teloor.

24. Wie zijn roede spaart, haat zijn zoon;maar wie hem liefheeft, tuchtigt hem reeds vroeg.

25. De rechtvaardige eet tot verzadiging toe,maar de buik der goddelozen zal gebrek lijden.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 13