Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 12:6-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. De woorden der goddelozen loeren op bloed,maar de mond der oprechten redt hen uit.

7. De goddelozen worden omvergeworpen en zijn niet meer,maar het huis der rechtvaardigen blijft in stand.

8. Naar de mate van zijn verstand wordt een man geprezen,maar een verkeerde van hart komt in verachting.

9. Het is beter onaanzienlijk te zijn en een knecht te hebben,dan zich groot voor te doen bij broodgebrek.

10. De rechtvaardige weet wat toekomt aan zijn vee,maar de barmhartigheid der goddelozen is wreed.

11. Wie zijn akker bewerkt, zal zich met brood verzadigen;maar wie ijdele dingen najaagt, is verstandeloos.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 12