Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 12:14-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Van de vrucht zijns monds wordt iemand met het goede verzadigd;wat eens mensen handen volbrengen, keert weder tot hem.

15. De weg van de dwaas is recht in zijn ogen,maar wie naar raad luistert, is wijs.

16. Een dwaas maakt zijn ergernis aanstonds bekend,maar een schrandere bedekt de smaad.

17. Wie waarheid spreekt, deelt mee wat recht is,maar een leugenachtig getuige bedrog.

18. Er zijn er, wier gepraat werkt als dolksteken,maar de tong der wijzen brengt genezing aan.

19. Een waarachtige lip bestaat voor altijd,maar een leugenachtige tong slechts voor een ogenblik.

20. Bedrog is in het hart van wie kwaad smeden,maar voor wie tot vrede raden, is er vreugde.

21. De rechtvaardige zal generlei onheil treffen,maar de goddelozen zijn vol van rampspoed.

22. Leugenlippen zijn de Here een gruwel,maar wie trouw handelen, zijn Hem welgevallig.

23. Een schrander mens houdt zijn kennis voor zich,maar het hart der zotten verkondigt dwaasheid.

24. De hand der vlijtigen zal heersen,maar traagheid voert tot dienstbaarheid.

25. Kommer in het hart van de mens buigt het neder,maar een goed woord verblijdt het.

26. De rechtvaardige onderkent wie hem kwaad wil doen,maar de weg der goddelozen doet hen dwalen.

27. De trage zal zijn wild niet vangen,maar een kostbare have is het deel van de vlijtige.

28. Op het pad der gerechtigheid is leven,maar de weg der zonde voert ten dode.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 12