Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 12:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Wie tucht liefheeft, heeft kennis lief;maar wie terechtwijzing haat, is dom.

2. De goede verkrijgt welgevallen van de Here,maar een man met slinkse streken veroordeelt Hij.

3. Geen mens blijft staande door goddeloosheid,maar de wortel der rechtvaardigen is niet te verwrikken.

4. Een degelijke vrouw is de kroon van haar man,maar als bederf in zijn gebeente is zij, die beschaamd doet staan.

5. De overleggingen der rechtvaardigen zijn recht,de voornemens der goddelozen zijn bedriegerij.

6. De woorden der goddelozen loeren op bloed,maar de mond der oprechten redt hen uit.

7. De goddelozen worden omvergeworpen en zijn niet meer,maar het huis der rechtvaardigen blijft in stand.

8. Naar de mate van zijn verstand wordt een man geprezen,maar een verkeerde van hart komt in verachting.

9. Het is beter onaanzienlijk te zijn en een knecht te hebben,dan zich groot voor te doen bij broodgebrek.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 12