Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 11:6-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. De gerechtigheid der oprechten zal hen redden,maar de trouwelozen worden door hun begeerlijkheid gevangen.

7. Bij de dood van een goddeloos mens vergaat de verwachting,en het verlangen der boosheid gaat teniet.

8. De rechtvaardige wordt uit benauwdheid gered,en dan komt de goddeloze in zijn plaats.

9. Met de mond stort de godvergetene zijn naaste in het verderf,maar door kennis worden de rechtvaardigen gered.

10. Over de voorspoed der rechtvaardigen verheugt zich de stad,bij de ondergang der goddelozen is er gejuich.

11. In de zegen der oprechten ligt de opkomst der stad,maar door de mond der goddelozen wordt zij afgebroken.

12. Wie zijn naaste veracht, is verstandeloos;maar een verstandig man zwijgt stil.

13. Wie met laster omgaat, verraadt geheimen;maar wie betrouwbaar van geest is, houdt een zaak verborgen.

14. Als beleid ontbreekt, komt het volk ten val;maar er is redding, als er vele raadgevers zijn.

15. Slecht vergaat het hem die borg is voor een vreemde,maar wie de handslag vermijdt, gaat veilig.

16. Een bevallige vrouw verkrijgt eer,zo verkrijgen de geweldigen rijkdom.

17. Een weldadig man doet zichzelf wèl,maar wie onbarmhartig is, kwelt zijn eigen vlees.

18. De goddeloze maakt winst die niet gedijt,maar wie gerechtigheid zaait, heeft blijvend gewin.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 11