Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 1:9-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. want zij zijn een liefelijke krans voor uw hoofd,een keten voor uw hals.

10. Mijn zoon, indien zondaren u willen verleiden,bewillig niet;

11. indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed,laat ons de onschuldige belagen, ook al geeft hij geen oorzaak;

12. laat ons hen levend verslinden evenals het dodenrijk,met huid en haar, gelijk degenen die in de groeve nederdalen;

13. wij zullen allerlei kostbare dingen vinden,wij zullen onze huizen vullen met buit;

14. gij zult met ons uw aandeel krijgen,één buidel zal er zijn voor ons allen –

15. mijn zoon, ga niet met hen op weg;weerhoud uw voet van hun pad;

16. want hun voeten snellen naar het kwaaden haasten zich om bloed te vergieten.

17. Want tevergeefs is het net uitgespannenvoor de ogen van al wat vleugels heeft;

18. zij echter loeren op hun eigen bloeden leggen een hinderlaag voor hun eigen leven.

19. Zo zijn de paden van ieder die hunkert naar onrechtmatige winst,die haar bezitters het leven ontneemt.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 1