Oude Testament

Nieuwe Testament

Ruth 4:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Intussen was Boaz naar de poort gegaan en had zich daar neergezet. En zie, daar ging de losser voorbij, van wie Boaz gesproken had. Toen zeide hij: Gij daar, kom eens hier, zet u hier neer. Hij dan kwam en zette zich neer.

2. Daarop nam hij tien mannen uit de oudsten der stad en zeide: Zet u hier neer. En zij zetten zich neer.

3. Toen zeide hij tot de losser: Noömi, die uit het veld van Moab teruggekeerd is, verkoopt het stuk land, dat aan onze broeder Elimelek toebehoorde.

4. Nu heb ik gedacht – ik vertrouw het uw oor toe –: Koop gij het in tegenwoordigheid van hen die hier zitten en van de oudsten mijns volks. Indien gij lossen wilt, los het; maar indien gij niet wilt lossen, verklaar het mij dan, opdat ik het wete, want er is niemand om te lossen behalve gij, en daarna ik. Toen zeide hij: Ik zal lossen.

5. Maar Boaz zeide: Op de dag dat gij het land koopt uit de hand van Noömi, verwerft gij ook Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, om de naam van de gestorvene op zijn erfdeel in stand te houden.

6. Toen zeide de losser: Dan kan ik het voor mij niet lossen, want ik zou mijn eigen erfdeel te gronde richten. Los gij voor u wat ik zou moeten lossen; want ik kan het niet lossen.

Lees verder hoofdstuk Ruth 4