1. Intussen was Boaz naar de poort gegaan en had zich daar neergezet. En zie, daar ging de losser voorbij, van wie Boaz gesproken had. Toen zeide hij: Gij daar, kom eens hier, zet u hier neer. Hij dan kwam en zette zich neer.
2. Daarop nam hij tien mannen uit de oudsten der stad en zeide: Zet u hier neer. En zij zetten zich neer.
3. Toen zeide hij tot de losser: Noömi, die uit het veld van Moab teruggekeerd is, verkoopt het stuk land, dat aan onze broeder Elimelek toebehoorde.
4. Nu heb ik gedacht – ik vertrouw het uw oor toe –: Koop gij het in tegenwoordigheid van hen die hier zitten en van de oudsten mijns volks. Indien gij lossen wilt, los het; maar indien gij niet wilt lossen, verklaar het mij dan, opdat ik het wete, want er is niemand om te lossen behalve gij, en daarna ik. Toen zeide hij: Ik zal lossen.