Oude Testament

Nieuwe Testament

Ruth 3:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Noömi nu, haar schoonmoeder, zeide tot haar: Mijn dochter, zou ik voor u geen rust zoeken, opdat het u welga?

2. Welnu, is Boaz niet onze bloedverwant, bij wiens arbeidsters gij geweest zijt? Zie, hij gaat vannacht op de dorsvloer gerst wannen;

3. baad u dan en zalf u en doe uw opperkleed aan en daal af naar de dorsvloer. Maar laat de man niets van u merken, voordat hij gereed is met eten en drinken.

4. Als hij zich neerlegt, moet gij goed letten op de plaats waar hij ligt; kom dan nader en sla zijn voetendek op en leg u neer. Dan zal hij u wel duidelijk maken, wat gij doen moet.

5. En zij zeide tot haar: Al wat gij zegt, zal ik doen.

6. Daarop daalde zij af naar de dorsvloer en zij deed naar alles wat haar schoonmoeder haar geboden had.

Lees verder hoofdstuk Ruth 3