Oude Testament

Nieuwe Testament

Ruth 1:15-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Toen zeide zij: Zie, uw schoonzuster is teruggekeerd naar haar volk en haar goden; keer terug, uw schoonzuster achterna.

16. Maar Ruth zeide: Dring er bij mij niet op aan, dat ik u in de steek zou laten, door van u terug te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God;

17. waar gij zult sterven, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. Zo moge de Here mij doen, ja nog erger: voorwaar, de dood alleen zal scheiding maken tussen mij en u.

18. Toen zij zag, dat zij vastbesloten was met haar mede te gaan, hield zij op tot haar te spreken.

19. En zij gingen beiden voort, totdat zij te Betlehem kwamen. Toen zij Betlehem binnenkwamen, geraakte de gehele stad over haar in opschudding, en de vrouwen zeiden: Is dat Noömi?

Lees verder hoofdstuk Ruth 1