Oude Testament

Nieuwe Testament

Richteren 9:38-50 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

38. Toen zeide Zebul tot hem: Waar is nu de grote mond, waarmee gij zeidet: Wie is Abimelek, dat wij hem dienen zouden? Zijn dit niet de mensen die gij geminacht hebt? Trek nu uit en strijd tegen hen.

39. En Gaäl trok uit ten aanschouwen van de burgers van Sichem en streed tegen Abimelek.

40. Maar Abimelek achtervolgde hem, toen hij voor hem vluchtte, en er vielen vele doden tot aan de ingang der poort.

41. Abimelek nu bleef te Aruma, maar Zebul verdreef Gaäl en zijn broeders, zodat zij niet in Sichem bleven.

42. De volgende dag ging het volk het veld in. Toen men dit aan Abimelek meegedeeld had,

43. nam hij zijn krijgsvolk, splitste dat in drie groepen en legde zich in hinderlaag op het veld. Toen hij zag, dat het volk de stad uit kwam, brak hij tegen hen op en sloeg hen uiteen.

44. Abimelek nu en de groep die hij bij zich had, rukten snel op en bezetten de ingang der stadspoort, terwijl de twee andere groepen allen die zich op het veld bevonden, overvielen en neersloegen.

45. Die gehele dag streed Abimelek tegen de stad; hij nam haar in en doodde de inwoners; daarna brak hij de stad af en bestrooide ze met zout.

46. Dit horende, gingen al de burgers van Sichem-Toren in het keldergewelf van de tempel van El-Berit;

47. en aan Abimelek werd meegedeeld, dat al de burgers van Sichem-Toren daar verzameld waren.

48. Toen beklom Abimelek met al zijn krijgsvolk de berg Salmon; Abimelek nam een bijl ter hand, hieuw boomtakken af, nam die op, legde ze op zijn schouder en zeide tot zijn krijgsvolk: Haast u om te doen, wat gij mij hebt zien doen.

49. Daarop hieuw ook ieder van de manschappen takken af en zij volgden Abimelek, legden ze op het gewelf en staken het gewelf boven hen in brand. Zo stierven ook al de inwoners van Sichem-Toren, ongeveer duizend mannen en vrouwen.

50. Vervolgens trok Abimelek naar Tebes, belegerde het en nam het in.

Lees verder hoofdstuk Richteren 9