10. Toen zeiden de bomen tot de vijgeboom: welaan, wees gij koning over ons!
11. Maar de vijgeboom zeide tot hen: zou ik mijn zoetigheid prijsgeven en mijn goede vruchten, om te gaan zweven boven de bomen?
12. Toen zeiden de bomen tot de wijnstok: welaan, wees gij koning over ons!
13. Maar de wijnstok zeide tot hen: zou ik mijn most prijsgeven, die God en mensen vrolijk maakt, om te gaan zweven boven de bomen?
14. Toen zeiden al de bomen tot de doornstruik: welaan, wees gij koning over ons!