Oude Testament

Nieuwe Testament

Richteren 7:12-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Midjan nu en Amalek en al de stammen van het Oosten lagen in de vlakte, talrijk als sprinkhanen, en hun kamelen waren ontelbaar, talrijk als het zand aan de oever der zee.

13. Toen Gideon aankwam, vertelde juist een man een droom aan zijn makker en zeide: Ik heb een droom gehad; zie, een gerstebroodkoek rolde de legerplaats van Midjan binnen, kwam tot aan de tent, stootte die om, zodat ze neerviel, en keerde ze onderstboven, en daar lag de tent.

14. Toen antwoordde zijn makker en zeide: Dit is niet anders dan het zwaard van Gideon, de zoon van Joas, de Israëliet; God heeft Midjan en de gehele legerplaats in zijn macht gegeven.

15. Zodra Gideon het verhaal van de droom en de uitlegging daarvan gehoord had, boog hij zich in aanbidding neder; daarop keerde hij terug naar de legerplaats van Israël en zeide: Staat op, want de Here heeft de legerplaats van Midjan in uw macht gegeven.

16. Toen verdeelde hij de driehonderd man in drie groepen en gaf hun allen horens en ledige kruiken in de hand met fakkels binnen in de kruiken.

17. En hij zeide tot hen: Gij moet op mij letten en doen als ik. Zie, wanneer ik aan de buitenrand van de legerplaats gekomen ben, doet dan als ik:

18. wanneer ik op de hoorn blaas met allen die bij mij zijn, dan moet ook gij op de horens blazen rondom de gehele legerplaats, en roepen: Voor de Here en voor Gideon!

19. Gideon nu en de honderd mannen die bij hem waren, kwamen aan de buitenrand van de legerplaats bij het begin van de middelste nachtwake, toen men juist de wachtposten had uitgezet. Toen bliezen zij op de horens, terwijl zij de kruiken stuksloegen, die zij in de hand hadden.

20. Zo bliezen de drie groepen op de horens, braken de kruiken stuk en hielden in de linkerhand de fakkels en in de rechterhand de horens om te blazen en riepen: Het zwaard van de Here en van Gideon!

21. Daarbij bleven zij staan, ieder op zijn plaats, rondom de legerplaats, maar het gehele leger ging op de loop en vluchtte al schreeuwend.

Lees verder hoofdstuk Richteren 7