Oude Testament

Nieuwe Testament

Richteren 16:8-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Toen brachten de stadsvorsten der Filistijnen haar zeven verse pezen, die nog niet verdroogd waren, en zij bond hem daarmee,

9. terwijl zij in haar binnenvertrek in hinderlaag lagen. Toen riep zij: De Filistijnen over u, Simson! Maar hij verscheurde de pezen, zoals een vlassnoer verscheurd wordt, wanneer het vuur geroken heeft. En het werd niet bekend, waarin zijn kracht lag.

10. Delila zeide tot Simson: Zie, gij hebt mij bedrogen en mij leugens verteld. Zeg mij nu toch, waarmee gij gebonden kunt worden.

11. En hij zeide tot haar: Indien men mij stevig bindt met nieuwe touwen, die nog niet gebruikt zijn, dan zal ik machteloos wezen en gelijk aan ieder ander mens.

Lees verder hoofdstuk Richteren 16