Oude Testament

Nieuwe Testament

Richteren 16:11-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. En hij zeide tot haar: Indien men mij stevig bindt met nieuwe touwen, die nog niet gebruikt zijn, dan zal ik machteloos wezen en gelijk aan ieder ander mens.

12. Daarop nam Delila nieuwe touwen, bond hem daarmee en riep hem toe: De Filistijnen over u, Simson! – er lagen in het binnenvertrek mannen in hinderlaag – maar hij scheurde ze van zijn armen af als een draad.

13. Delila zeide tot Simson: Tot nu toe hebt gij mij bedrogen en mij leugens verteld. Zeg mij, waarmee gij gebonden kunt worden. Toen zeide hij tot haar: Als gij de zeven haarvlechten van mijn hoofd met de schering van een weefgetouw samenweeft.

Lees verder hoofdstuk Richteren 16