Oude Testament

Nieuwe Testament

Richteren 12:3-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Toen ik zag, dat gij niet ter redding kwaamt, heb ik mijn leven op het spel gezet en ben ik tegen de Ammonieten opgetrokken, en de Here heeft hen in mijn macht gegeven. Waarom zijt gij dan heden tegen mij opgetrokken om mij te bestrijden?

4. Jefta riep hierop alle mannen van Gilead op en streed tegen Efraïm. En de mannen van Gilead versloegen de Efraïmieten. Dezen immers hadden gezegd: Gij zijt weggelopen Efraïmieten – Gilead ligt midden tussen Efraïm en Manasse –.

5. Gilead bezette de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan naar Efraïm. Wanneer nu een der vluchtelingen van Efraïm zeide: Laat mij oversteken, dan zeiden de mannen van Gilead tot hem: Zijt gij een Efraïmiet? En antwoordde hij: Neen,

6. dan zeiden zij tot hem: Zeg eens sjibboleth. Zeide hij dan: sibboleth, en kon hij het dus niet op de juiste wijze uitspreken, dan grepen zij hem en sloegen hem dood bij de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan. In die tijd vielen er van Efraïm tweeënveertigduizend man.

7. Jefta richtte Israël zes jaar. En de Gileadiet Jefta stierf, en werd begraven in een stad in Gilead.

Lees verder hoofdstuk Richteren 12