Oude Testament

Nieuwe Testament

Richteren 11:21-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. De Here, de God van Israël, echter gaf Sichon en al zijn krijgsvolk over in de macht van Israël, en zij versloegen hen, waarop Israël het gehele land der Amorieten, die dat bewoonden, in bezit nam.

22. Zo kregen zij het gehele gebied der Amorieten in bezit, van de Arnon tot de Jabbok en van de woestijn tot de Jordaan.

23. Nu dan, de Here, de God van Israël, heeft de Amorieten voor zijn volk Israël uit weggedreven; wilt gij dit dan weer verdringen?

24. Zoudt gij niet in bezit nemen wat uw god Kemos u in bezit gaf? Zo nemen wij in bezit al wat de Here, onze God, voor ons onteigent.

25. Nu dan, zijt gij zoveel beter dan Balak, de zoon van Sippor, de koning van Moab?

26. Heeft hij getwist met Israël of er oorlog tegen gevoerd? En waarom hebt gij, terwijl Israël in Chesbon met onderhorige plaatsen, in Aroër met onderhorige plaatsen, en in alle steden aan de oevers van de Arnon gedurende driehonderd jaar gevestigd was, die in die tijd niet bevrijd?

27. Ik heb dus niets misdreven tegen u, maar gij handelt onrechtvaardig jegens mij door mij te beoorlogen. De Here, die Rechter is, richte heden tussen de Israëlieten en de Ammonieten.

Lees verder hoofdstuk Richteren 11