Oude Testament

Nieuwe Testament

Richteren 11:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Gileadiet Jefta nu was een dapper held, maar hij was de zoon van een hoer; Gilead had Jefta verwekt.

2. Ook de vrouw van Gilead baarde hem zonen. Toen de zonen van deze vrouw volwassen waren, stootten zij Jefta uit en zeiden tot hem: Gij krijgt geen erfdeel in onze familie, want gij zijt de zoon van een andere vrouw.

3. Daarop vluchtte Jefta van zijn broeders weg om te wonen in het land Tob, waar zich lichtzinnige mannen om hem verzamelden, die er met hem op uittrokken.

4. Enige tijd later voerden de Ammonieten oorlog met Israël.

5. En toen de Ammonieten met Israël oorlog voerden, gingen de oudsten van Gilead Jefta uit het land Tob halen,

6. en zeiden tot Jefta: Welaan, wees gij onze aanvoerder en laten wij de Ammonieten bestrijden.

7. Maar Jefta zeide tot de oudsten van Gilead: Hebt gij mij niet gehaat en uit mijn familie verstoten? Waarom komt gij dan thans bij mij, nu gij in benauwdheid zit?

Lees verder hoofdstuk Richteren 11