Oude Testament

Nieuwe Testament

Richteren 11:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Gileadiet Jefta nu was een dapper held, maar hij was de zoon van een hoer; Gilead had Jefta verwekt.

2. Ook de vrouw van Gilead baarde hem zonen. Toen de zonen van deze vrouw volwassen waren, stootten zij Jefta uit en zeiden tot hem: Gij krijgt geen erfdeel in onze familie, want gij zijt de zoon van een andere vrouw.

3. Daarop vluchtte Jefta van zijn broeders weg om te wonen in het land Tob, waar zich lichtzinnige mannen om hem verzamelden, die er met hem op uittrokken.

4. Enige tijd later voerden de Ammonieten oorlog met Israël.

5. En toen de Ammonieten met Israël oorlog voerden, gingen de oudsten van Gilead Jefta uit het land Tob halen,

6. en zeiden tot Jefta: Welaan, wees gij onze aanvoerder en laten wij de Ammonieten bestrijden.

7. Maar Jefta zeide tot de oudsten van Gilead: Hebt gij mij niet gehaat en uit mijn familie verstoten? Waarom komt gij dan thans bij mij, nu gij in benauwdheid zit?

8. Daarop zeiden de oudsten van Gilead tot Jefta: Inderdaad, wij zijn bij u teruggekomen, ga met ons mee en strijd tegen de Ammonieten; dan zult gij hoofd zijn over ons, over alle bewoners van Gilead.

9. En Jefta zeide tot de oudsten van Gilead: Indien gij mij terughaalt om tegen de Ammonieten te strijden, en de Here hen aan mij overlevert, dan zal ik dus hoofd over u zijn.

10. Hierop zeiden de oudsten van Gilead tot Jefta: De Here hore onze afspraak, dat wij inderdaad zó zullen doen, als gij zegt!

11. Toen ging Jefta met de oudsten van Gilead mee en het volk stelde hem tot hoofd en aanvoerder over zich aan; Jefta sprak al zijn woorden voor het aangezicht des Heren te Mispa.

12. Hierop zond Jefta boden naar de koning der Ammonieten met de vraag: Wat hebben wij met elkander te maken, dat gij tegen mij opgetrokken zijt om mijn land te bestrijden?

13. De koning der Ammonieten zeide tot de boden van Jefta: Israël heeft, toen het uit Egypte getrokken was, mijn land vermeesterd van de Arnon tot de Jabbok en de Jordaan. Nu dan, geeft het mij goedschiks terug.

14. Hierop zond Jefta nogmaals boden naar de koning der Ammonieten en zeide tot hem:

15. Zo zegt Jefta: Israël heeft noch het land van Moab noch dat der Ammonieten vermeesterd.

Lees verder hoofdstuk Richteren 11