14. Gaat maar de goden aanroepen, die gij verkozen hebt; laten die u verlossen wanneer gij in benauwdheid zijt.
15. Toen zeiden de Israëlieten tot de Here: Wij hebben gezondigd. Doe met ons al wat U goeddunkt. Maar red ons toch deze keer!
16. En zij verwijderden de vreemde goden uit hun midden en dienden de Here; toen kon Hij Israëls ellende niet langer aanzien.
17. De Ammonieten werden opgeroepen en legerden zich in Gilead; de Israëlieten verzamelden zich en legerden zich te Mispa.
18. Toen zeide het volk – de vorsten van Gilead tot elkander –: Wie is de man, die de strijd tegen de Ammonieten aanbindt? Hij zal aan het hoofd staan van alle bewoners van Gilead.