4. Zij smalen, spreken verwaten taal,al die bedrijvers van ongerechtigheid voeren een hoog woord;
5. uw volk, o Here, vertreden zij,en uw erfdeel verdrukken zij;
6. weduwe en vreemdeling doden zij,en wezen vermoorden zij;
7. zij zeggen: De Here ziet het niet,de God van Jakob merkt het niet.