Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 89:33-46 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

33. dan zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken,en hun ongerechtigheid met plagen;

34. maar mijn goedertierenheid zal Ik hem niet onthouden,mijn trouw zal Ik niet verloochenen,

35. mijn verbond zal Ik niet ontwijden,noch veranderen wat over mijn lippen gekomen is.

36. Eenmaal heb Ik bij mijn heiligheid gezworen:Hoe zou Ik tegenover David liegen!

37. Zijn nakroost zal voor altoos bestaan,zijn troon zal als de zon vóór Mij zijn;

38. als de maan zal hij voor altoos vaststaan,en de getuige aan de hemel is getrouw. sela

39. Toch hebt Gij verstoten en versmaad,Gij zijt verbolgen geweest op uw gezalfde;

40. het verbond met uw knecht hebt Gij teniet gedaan,zijn kroon ter aarde toe ontwijd;

41. al zijn muren hebt gij verbroken,zijn vestingen tot een puinhoop gemaakt;

42. allen die op de weg voorbijgingen, plunderden hem,hij werd een smaad voor zijn naburen;

43. Gij hebt de rechterhand van zijn tegenstanders verhoogd,Gij hebt al zijn vijanden verheugd;

44. ook hebt Gij de scherpte van zijn zwaard omgewend,en hem niet doen stand houden in de krijg;

45. Gij hebt zijn glans doen ophouden,en zijn troon ter aarde neergeworpen;

46. Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort,Gij hebt hem met schaamte overdekt. sela

Lees verder hoofdstuk Psalmen 89