Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 89:12-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Uwer is de hemel, uwer is ook de aarde;de wereld en haar volheid, Gij hebt ze gegrond,

13. het Noorden en het Zuiden, Gij hebt ze geschapen;Tabor en Hermon jubelen in uw naam.

14. Gij hebt een machtige arm,uw hand is sterk, uw rechterhand verheven;

15. gerechtigheid en recht zijn de grondslag van uw troon,goedertierenheid en trouw gaan voor uw aangezicht henen.

16. Welzalig het volk dat de jubelroep kent,zij wandelen, Here, in het licht van uw aanschijn;

17. in uw naam juichen zij de ganse dag,en door uw gerechtigheid worden zij verhoogd.

18. Want Gij zijt de luister hunner sterkte,en door uw welbehagen zult Gij onze hoorn verhogen;

19. want van de Here is ons schild,van de Heilige Israëls onze koning.

20. Gij hebt weleer in een gezicht gesprokentot uw gunstgenoten en gezegd:Aan een held heb Ik hulp toebedeeld,Ik heb een verkorene uit het volk verheven;

21. Ik heb David, mijn knecht, gevonden,met mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd;

22. voor wie mijn hand tot steun zal zijn,ook zal mijn arm hem sterken;

23. geen vijand zal hem overvallen,geen booswicht zal hem verdrukken;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 89