5. Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend,rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen.
6. O Here, neem mijn gebed ter ore,sla acht op mijn luide smekingen.
7. Ten dage mijner benauwdheid roep ik U aan,want Gij antwoordt mij.
8. Onder de goden is niemand U gelijk, o Here,en niets is als uw werken.
9. Alle volken, die Gij gemaakt hebt, zullen komenen zich voor U nederbuigen, o Here,en uw naam eren;
10. want Gij zijt groot en doet wonderen,Gij, o God, alleen.
11. Leer mij, Here, uw weg,opdat ik in uw waarheid wandele;verenig mijn hart om uw naam te vrezen.
12. Ik zal U loven, Here, mijn God, met mijn ganse hart,en uw naam eren voor altoos;
13. want uw goedertierenheid is groot jegens mij,Gij toch hebt mijn ziel gered uit het zeer diepe dodenrijk.
14. O God, overmoedigen maken zich tegen mij op,een bende van geweldenaars staat mij naar het leven,zij stellen U niet voor hun ogen.