Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 83:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Een lied. Een psalm van Asaf.

2. O God, houd U niet stil,zwijg niet en blijf niet werkeloos, o God.

3. Want zie, uw vijanden tieren,uw haters steken het hoofd op;

4. zij smeden een listige aanslag tegen uw volken beraadslagen tegen uw beschermelingen.

5. Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen,zodat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht.

6. Want zij hebben eensgezind beraadslaagd,tegen U een verbond gesloten:

7. de tenten van Edom en de Ismaëlieten,Moab en de Hagrieten,

8. Gebal, Ammon en Amalek,Filistea met de inwoners van Tyrus;

9. zelfs Assur heeft zich bij hen gevoegd,zij zijn de zonen van Lot tot steun. sela

10. Doe hun als Midjan,als Sisera, als Jabin aan de beek Kison,

11. die bij Endor vernietigd werden,tot mest werden voor het land.

12. Maak hen, hun edelen, als Oreb en Zeëb,als Zebach en Salmunna al hun vorsten,

13. die zeiden: Wij willen in bezit nemende woonsteden Gods.

14. Mijn God, maak hen als een werveldistel,als kaf voor de wind.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 83