Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 78:7-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. opdat die hun vertrouwen op God zouden stellen,en Gods werken niet vergeten,maar zijn geboden bewaren;

8. en niet worden gelijk hun vaderen,een weerbarstig en weerspannig geslacht,een geslacht, onstandvastig van hart,en welks geest niet trouw was jegens God.

9. Efraïms zonen, weltoegeruste boogschutters,keerden om ten dage van de strijd.

10. Zij onderhielden Gods verbond niet,zij weigerden in zijn wet te wandelen

11. en vergaten zijn werken en zijn wonderen,die Hij hun had doen zien.

12. Ten aanschouwen van hun vaderen deed Hij wonderenin het land Egypte, het veld van Soan;

13. Hij kliefde de zee, Hij voerde hen erdoorheen,en bracht het water tot staan als een dam;

14. Hij geleidde hen met een wolk des daagsen met vurig licht de ganse nacht;

15. Hij kliefde rotsen in de woestijn,en drenkte hen rijkelijk met watervloeden;

16. Hij deed beken vloeien uit de rotsen water neerstromen als rivieren.

17. Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen,zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste;

18. zij verzochten God in hun hartdoor spijze te vragen naar hun lust;

19. zij spraken tegen God, zij zeiden:Kan God een dis aanrichten in de woestijn?

20. Zie, Hij sloeg de rots, dat er water vloeide,en beken stroomden;zou Hij ook brood kunnen geven,of vlees verschaffen aan zijn volk?

21. Daarom werd de Here, toen Hij het hoorde, verbolgen,en een vuur ontbrandde tegen Jakob,ook verhief zich toorn tegen Israël,

22. omdat zij in God niet geloofdenen op zijn hulp niet vertrouwden.

23. Toen gebood Hij de wolken daarbovenen opende de deuren des hemels;

24. Hij deed manna tot spijze op hen regenen,en schonk hun hemelkoren;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 78