Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 78:16-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Hij deed beken vloeien uit de rotsen water neerstromen als rivieren.

17. Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen,zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste;

18. zij verzochten God in hun hartdoor spijze te vragen naar hun lust;

19. zij spraken tegen God, zij zeiden:Kan God een dis aanrichten in de woestijn?

20. Zie, Hij sloeg de rots, dat er water vloeide,en beken stroomden;zou Hij ook brood kunnen geven,of vlees verschaffen aan zijn volk?

21. Daarom werd de Here, toen Hij het hoorde, verbolgen,en een vuur ontbrandde tegen Jakob,ook verhief zich toorn tegen Israël,

22. omdat zij in God niet geloofdenen op zijn hulp niet vertrouwden.

23. Toen gebood Hij de wolken daarbovenen opende de deuren des hemels;

24. Hij deed manna tot spijze op hen regenen,en schonk hun hemelkoren;

25. brood der engelen at ieder,Hij zond hun teerkost tot verzadiging.

26. Aan de hemel deed Hij de oostenwind opsteken,en voerde door zijn sterkte de zuidenwind aan;

27. Hij deed vlees op hen regenen als stof,gevleugeld gevogelte als het zand der zeeën;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 78