Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 78:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Een leerdicht van Asaf.Wend het oor, mijn volk, tot mijn leer,neigt uw oor tot de woorden van mijn mond;

2. ik wil mijn mond tot een spreuk opendoen,ik wil aloude verborgenheden verkondigen.

3. Hetgeen wij gehoord hebben en weten,en onze vaderen ons hebben verteld,

4. dat willen wij voor hun kinderen niet verhelen;wij willen vertellen aan het volgende geslachtdes Heren roemrijke daden, zijn krachten de wonderen die Hij gewrocht heeft.

5. Hij richtte een getuigenis op in Jakoben stelde een wet in Israël,die Hij onze vaderen geboodhun kinderen te leren,

6. opdat het volgende geslacht die zou kennen,de kinderen, die geboren zouden worden,dat zij zouden opstaan om ze te vertellen aan hun kinderen:

7. opdat die hun vertrouwen op God zouden stellen,en Gods werken niet vergeten,maar zijn geboden bewaren;

8. en niet worden gelijk hun vaderen,een weerbarstig en weerspannig geslacht,een geslacht, onstandvastig van hart,en welks geest niet trouw was jegens God.

9. Efraïms zonen, weltoegeruste boogschutters,keerden om ten dage van de strijd.

10. Zij onderhielden Gods verbond niet,zij weigerden in zijn wet te wandelen

11. en vergaten zijn werken en zijn wonderen,die Hij hun had doen zien.

12. Ten aanschouwen van hun vaderen deed Hij wonderenin het land Egypte, het veld van Soan;

13. Hij kliefde de zee, Hij voerde hen erdoorheen,en bracht het water tot staan als een dam;

14. Hij geleidde hen met een wolk des daagsen met vurig licht de ganse nacht;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 78