Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 68:24-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. opdat gij uw voet baadt in bloed,de tong uwer honden haar deel krijge van de vijanden.

25. Men ziet uw feeststoet, o God,de feeststoet van mijn God, mijn Koning, in het heiligdom.

26. Voorop gaan zangers, daarachter snarenspelers,in het midden jonkvrouwen, die de tamboerijn slaan.

27. In koren prijzen zij God,de Here, die immers de springader Israëls is.

28. Daar is Benjamin, de jongste, hun heerser,de vorsten van Juda in drommen,de vorsten van Zebulon, de vorsten van Naftali.

29. Uw God gebood uw macht;toon uw macht, o God, Gij, die voor ons gewrocht hebt.

30. Vanwege uw tempel, ter wille van Jeruzalembieden koningen u geschenken.

31. Bedreig het gedierte in het riet,de stierenbende met de kalveren der volken,Gij, die u werpt op hen die belust zijn op zilver,verstrooi de volken die behagen scheppen in strijd.

32. Aanzienlijken naderen uit Egypte,Ethiopië strekt haastig de handen uit tot God.

33. Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode,psalmzingt de Here; sela

34. Hem, die door de aloude hemel der hemelen rijdt.Hoor, Hij laat zijn machtige stem weerklinken!

35. Geeft Gode sterkte;zijn majesteit is over Israël,zijn sterkte in de wolken.

36. Geducht zijt Gij, o God, uit uw heiligdom;Hij, Israëls God, verleent sterkteen volheid van kracht aan zijn volk.Geprezen zij God!

Lees verder hoofdstuk Psalmen 68