Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 68:16-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Een gebergte Gods: het gebergte van Basan.Gebergte van Basan, veeltoppig gebergte,

17. waarom ziet gij afgunstig, gij veeltoppige bergen,naar de berg die God Zich ter woning begeerde?Waarlijk, de Here zal er voor eeuwig wonen.

18. Gods wagens zijn tweemaal tienduizend,duizenden bij duizenden;de Here is van de Sinai het heiligdom binnengegaan.

19. Gij zijt opgevaren naar den hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd;Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen,ja ook van weerspannigen – om daar te wonen, o Here God.

20. Geprezen zij de Here.Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil. sela

21. Die God is ons een God van uitreddingen,bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood.

22. Waarlijk, God verplettert het hoofd van zijn vijanden,de harige schedel van wie volhardt in zijn schuldige daden.

23. De Here heeft gezegd: Uit Basan breng Ik weder,Ik breng weder uit de diepten der zee,

24. opdat gij uw voet baadt in bloed,de tong uwer honden haar deel krijge van de vijanden.

25. Men ziet uw feeststoet, o God,de feeststoet van mijn God, mijn Koning, in het heiligdom.

26. Voorop gaan zangers, daarachter snarenspelers,in het midden jonkvrouwen, die de tamboerijn slaan.

27. In koren prijzen zij God,de Here, die immers de springader Israëls is.

28. Daar is Benjamin, de jongste, hun heerser,de vorsten van Juda in drommen,de vorsten van Zebulon, de vorsten van Naftali.

29. Uw God gebood uw macht;toon uw macht, o God, Gij, die voor ons gewrocht hebt.

30. Vanwege uw tempel, ter wille van Jeruzalembieden koningen u geschenken.

31. Bedreig het gedierte in het riet,de stierenbende met de kalveren der volken,Gij, die u werpt op hen die belust zijn op zilver,verstrooi de volken die behagen scheppen in strijd.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 68