Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 68:15-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. toen de Almachtige de koningen uiteendreef,sneeuwde het door haar op de Salmon.

16. Een gebergte Gods: het gebergte van Basan.Gebergte van Basan, veeltoppig gebergte,

17. waarom ziet gij afgunstig, gij veeltoppige bergen,naar de berg die God Zich ter woning begeerde?Waarlijk, de Here zal er voor eeuwig wonen.

18. Gods wagens zijn tweemaal tienduizend,duizenden bij duizenden;de Here is van de Sinai het heiligdom binnengegaan.

19. Gij zijt opgevaren naar den hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd;Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen,ja ook van weerspannigen – om daar te wonen, o Here God.

20. Geprezen zij de Here.Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil. sela

21. Die God is ons een God van uitreddingen,bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood.

22. Waarlijk, God verplettert het hoofd van zijn vijanden,de harige schedel van wie volhardt in zijn schuldige daden.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 68