Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 64:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Voor de koorleider. Een psalm van David.

2. Hoor, o God, mijn stem in mijn klagen,behoed mijn leven voor de verschrikking van de vijand;

3. verberg mij voor de raadslag van de boosdoeners,voor het woelen van de bedrijvers van ongerechtigheid,

4. die hun tong wetten als een zwaard,die hun pijl aanleggen – een bitter woord –

5. om in het verborgene op de onschuldige te schieten;plotseling schieten zij op hem, zonder iets te ontzien.

6. Zij verstouten zich tot een boos stuk,zij spreken ervan strikken te verbergen;zij zeggen: Wie ziet ze?

7. Zij zinnen op euveldaden:„Wij zijn gereed, het plan is goed bedacht”.Ja, ieders binnenste en hart is ondoorgrondelijk.

8. Maar plotseling treft God hen met een pijl;daar zijn nu hun wonden.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 64