Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 62:4-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Hoelang zult gij op een man aanstormen?Gij allen zult omvergestoten wordenals een hellende wand, een neerstortende muur.

5. Waarlijk, zij beraadslagenom hem van zijn hoogte af te stoten,zij scheppen behagen in leugen;zij zegenen met hun mond,maar in hun binnenste vloeken zij. sela

6. Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God,want van Hem is mijn verwachting;

7. waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil,mijn burcht, ik zal niet wankelen.

8. Op God rust mijn heil en mijn eer,mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.

9. Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk,stort uw hart uit voor zijn aangezicht;God is ons een schuilplaats. sela

10. Waarlijk, een ademtocht zijn de geringen,een leugen de aanzienlijken;in de weegschaal gaan zij omhoog,tezamen lichter dan een ademtocht.

11. Vertrouwt niet op verdrukking,stelt geen ijdele hoop op roof;als het vermogen aanwast,zet er het hart niet op.

12. God heeft eenmaal gesproken,ik heb dit tweemaal gehoord:de sterkte is Godes.

13. Ook de goedertierenheid, o Here, is uwe,want Gij zult ieder vergelden naar zijn werk.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 62