Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 59:12-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete;doe hen door uw macht omdolen,stort hen neder, o Here, ons schild.

13. Zonde van hun mond is het woord van hun lippen;laten zij daarom in hun hoogmoed gevangen worden,en om de verwensing en de leugen die zij vertellen.

14. Vernietig hen in grimmigheid, vernietig hen,zodat zij niet meer zijn;opdat zij gewaarworden, dat God heerst in Jakob,tot aan de einden der aarde. sela

15. Des avonds toch komen zij terug,zij huilen als honden en lopen de stad rond.

16. Zij zwerven om te eten;als zij niet verzadigd zijn, dan grommen zij.

17. Ik echter bezing uw sterkte,des morgens jubel ik over uw goedertierenheid;want Gij waart mij een burcht,een toevlucht ten dage toen ik benauwd was.

18. Mijn sterkte, U wil ik psalmzingen;want God is mijn burcht,mijn goedertieren God.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 59