Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 57:5-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Ik lig neder te midden van leeuwen,vlammen spuwende mensenkinderen;hun tanden zijn speer en pijlen,hun tong een scherp zwaard.

6. Verhef U boven de hemelen, o God;uw heerlijkheid zij over de ganse aarde.

7. Zij spanden een net voor mijn schreden,zij bogen mijn ziel terneer,zij groeven een kuil voor mijn aangezicht,zij vielen daar middenin. sela

8. Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust;ik wil zingen, ja psalmzingen.

9. Waak op, mijn ziel, waak op, harp en citer;ik wil het morgenrood wekken.

10. Ik zal U loven, o Here, onder de volken,ik zal U psalmzingen onder de natiën;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 57