10. Verwar hen, Here, verdeel hun spraak.Want ik zie geweld en twist in de stad,
11. dag en nacht waren zij om haar rond, op haar muren;daarbinnen zijn onheil en moeite,
12. verderf is daarbinnen,van haar plein wijken verdrukking noch bedrog.
13. Want het is geen vijand, die mij smaadt;dat zou ik dragen;het is niet mijn hater, die zich over mij verheft;voor hem zou ik mij verbergen.
14. Maar gij zijt het, een mens – mijns gelijke,mijn vriend en vertrouwde: