Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 51:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Voor de koorleider. Een psalm van David,

2. toen de profeet Natan bij hem gekomen was, nadat hij tot Batseba was gekomen.

3. Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid,delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid;

4. was mij geheel van mijn ongerechtigheid,reinig mij van mijn zonde.

5. Want ik ken mijn overtredingen,mijn zonde staat bestendig vóór mij.

6. Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd,en gedaan wat kwaad is in uw ogen,opdat Gij rechtvaardig blijkt in uw uitspraak,zuiver in uw gericht.

7. Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren,in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.

8. Zie, Gij wilt waarheid in het verborgene,in het geheim maakt Gij mij wijsheid bekend.

9. Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein,was mij, dan ben ik witter dan sneeuw;

10. doe mij blijdschap en vreugde horen,laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen.

11. Verberg uw aangezicht voor mijn zonden,delg al mijn ongerechtigheden uit.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 51