8. Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid;daarom heeft, o God, uw God u gezalfdmet vreugdeolie boven uw metgezellen;
9. mirre, aloë en kassia zijn al uw klederen;uit ivoren paleizen verheugt u snarenspel;
10. koningsdochters zijn onder uw geliefden;de gemalin staat aan uw rechterhand in goud van Ofir.
11. Hoor, o dochter, en zie, en neig uw oor,vergeet uw volk en het huis van uw vader,
12. laat de koning uw schoonheid begeren,want hij is uw heer; buig u dus voor hem neder.
13. Dan zoeken, o dochter van Tyrus,de rijksten des volks met geschenken uw gunst.