hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

HET TWEEDE BOEK: PSALM 42-72

Heimwee naar God

1. Voor de koorleider. Een leerdicht van de Korachieten.

1Voor de koorleider. Een leerdicht van de Korachieten.

2. Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht,zo smacht mijn ziel naar U, o God.

3. Mijn ziel dorst naar God,naar de levende God;wanneer zal ik komenen voor Gods aangezicht verschijnen?

4. Mijn tranen zijn mij tot spijzedag en nacht,daar men de ganse dag tot mij zegt:Waar is uw God?

5. Hieraan wil ik denkenen mijn ziel in mij uitstorten:hoe ik optrok in de dichte drom,voor hen uit schreed naar Gods huis,bij jubelklank en lofgezang –een feestvierende menigte.

6. Wat buigt gij u neder, o mijn ziel,en zijt gij onrustig in mij?Hoop op God, want ik zal Hem nog loven,mijn Verlosser en mijn God!

7. Mijn ziel buigt zich neder in mij,daarom gedenk ik Uweruit het land van de Jordaan en de Hermonbergen,uit het klein gebergte.

8. Watervloed roept tot watervloedbij het gebruis uwer stromen;al uw baren en golvenslaan over mij heen.

9. Des daags zal de Here zijn goedertierenheid gebieden,en des nachts zal zijn lied bij mij zijn,een gebed tot de God mijns levens.

10. Ik wil tot God, mijn rots, zeggen:Waarom vergeet Gij mij?Waarom ga ik in het zwartvanwege des vijands onderdrukking?

11. Met een doodsteek in mijn beenderenhonen mij mijn tegenstanders,doordat zij de ganse dag tot mij zeggen:Waar is uw God?

12. Wat buigt gij u neder, o mijn ziel,en wat zijt gij onrustig in mij?Hoop op God, want ik zal Hem nog loven,mijn Verlosser en mijn God!