Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 41:8-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Allen die mij haten, fluisteren tezamen over mij,zij denken het ergste van mij:

9. Een dodelijke kwaal is op hem uitgestort,nu hij neerligt, staat hij niet meer op.

10. Zelfs mijn vriend, op wie ik vertrouwde,die mijn brood at, heeft zijn hiel tegen mij opgeheven.

11. Maar Gij, Here, wees mij genadig en richt mij op,dan wil ik het hun vergelden.

12. Hieraan weet ik, dat Gij welgevallen aan mij hebt,wanneer mijn vijand niet over mij juicht.

13. Mij echter, om mijn onschuld steunt Gij mij,Gij stelt mij voor uw aangezicht, voor altoos.

14. Geloofd zij de Here, de God van Israël,van eeuwigheid en tot in eeuwigheid.Amen, ja amen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 41