Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 38:10-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Here, al mijn verlangen ligt voor U open,mijn zuchten is voor U niet verborgen;

11. mijn hart slaat hevig, mijn kracht begeeft mij,zelfs het licht van mijn ogen moet ik missen.

12. Mijn vrienden en bekenden staan afzijdig van mijn plaag,zelfs mijn verwanten staan van verre.

13. Wie mij naar het leven staan, spannen mij strikken,wie mijn onheil begeren, spreken van verderf,en zinnen de ganse dag op bedrog.

14. Maar ik ben als een dove, ik hoor niet,als een stomme, die zijn mond niet open doet;

15. ja, ik ben als een man die niet hoort,en in wiens mond geen verweer is.

16. Want op U, Here, hoop ik;Gij immers zult antwoorden, Here, mijn God.

17. Want ik dacht: Als zij zich maar niet over mij verheugen,niet tegen mij snoeven bij het wankelen van mijn voet.

18. Ja, ik dreig te struikelen,en mijn smart staat mij bestendig voor ogen;

19. want ik belijd mijn ongerechtigheid,ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.

20. Mijn vijanden echter leven, zij zijn machtig,talrijk zijn zij, die mij trouweloos haten,

21. zij, die mij kwaad voor goed vergeldenen mij wederstaan, omdat ik het goede najaag.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 38