Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 37:30-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

30. De mond van de rechtvaardige gewaagt van wijsheid,zijn tong spreekt het recht;

31. de wet van zijn God is in zijn hart,zijn schreden wankelen niet.

32. De goddeloze loert op de rechtvaardigeen zoekt hem te doden;

33. de Here geeft hem in zijn hand niet over,Hij laat niet toe, dat hij veroordeeld wordt,als hij voor het gericht komt.

34. Wacht op de Hereen bewaar zijn weg,dan zal Hij u verhogen om het land te beërven,de uitroeiing van goddelozen zult gij met vreugde zien.

35. Ik zag een goddeloze, een geweldenaar,die zich uitbreidde als een weelderige woekerplant;

36. toen iemand voorbijging, zie, hij was niet meer,ik zocht hem, maar hij was niet te vinden.

37. Sla de vrome gade en zie op de oprechte,want de man des vredes heeft nakroost;

38. maar de overtreders worden tezamen verdelgd,het nakroost van de goddelozen wordt uitgeroeid.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 37