Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 37:22-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Voorwaar, de door Hem gezegenden beërven het land,maar de door Hem gevloekten worden uitgeroeid.

23. Door de Here worden de schreden van de man bevestigd,aan wiens weg Hij welgevallen heeft;

24. wanneer hij valt, stort hij niet neder,want de Here schraagt zijn hand.

25. Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden,maar – een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien,noch zijn nageslacht zoekende brood;

26. te allen tijde ontfermt hij zich en leent uit,en zijn nageslacht is tot een zegen.

27. Wijk van het kwade en doe het goede,dan zult gij voor altoos wonen;

28. want de Here bemint het recht,en Hij verlaat zijn gunstgenoten niet.Voor altoos blijven zij bewaard,maar het nageslacht der goddelozen wordt uitgeroeid.

29. De rechtvaardigen beërven het landen wonen daarin voor immer.

30. De mond van de rechtvaardige gewaagt van wijsheid,zijn tong spreekt het recht;

31. de wet van zijn God is in zijn hart,zijn schreden wankelen niet.

32. De goddeloze loert op de rechtvaardigeen zoekt hem te doden;

33. de Here geeft hem in zijn hand niet over,Hij laat niet toe, dat hij veroordeeld wordt,als hij voor het gericht komt.

34. Wacht op de Hereen bewaar zijn weg,dan zal Hij u verhogen om het land te beërven,de uitroeiing van goddelozen zult gij met vreugde zien.

35. Ik zag een goddeloze, een geweldenaar,die zich uitbreidde als een weelderige woekerplant;

36. toen iemand voorbijging, zie, hij was niet meer,ik zocht hem, maar hij was niet te vinden.

37. Sla de vrome gade en zie op de oprechte,want de man des vredes heeft nakroost;

38. maar de overtreders worden tezamen verdelgd,het nakroost van de goddelozen wordt uitgeroeid.

39. Doch het heil der rechtvaardigen is van de Here,hun schutse ten tijde der benauwdheid;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 37