19. in boze tijd zullen zij niet beschaamd worden,in dagen van hongersnood zullen zij verzadigd worden.
20. Voorwaar, de goddelozen gaan te gronde,de vijanden des Heren zijn als de pracht der landouwen:zij vergaan, in rook vergaan zij.
21. De goddeloze vraagt te leen en geeft niet terug,maar de rechtvaardige ontfermt zich en schenkt.
22. Voorwaar, de door Hem gezegenden beërven het land,maar de door Hem gevloekten worden uitgeroeid.